28-12-2015

OVER BOEKVERBRANDINGEN (tekst Nottebohmlezing 2014)


inleiding

Zijn boeken heilig? Je zou kunnen zeggen dat ze kwetsbaar zijn. Papier is kwetsbaar.

In zijn boek Boekenpest merkt Boudewijn Büch in de inleiding op dat hij liever een zeehondje dan een boek zou zijn. Want: wie het boek, het bibliotheekwezen, de bibliofilie en de boekenwereld diepgaand beschouwt, zal moeten toegeven dat mensen meestal voorzichtiger met een gestrand beestje omgaan dan met een boek.
Hij voegt daar nog aan toe dat de twintigste eeuw de meest vijandige is geweest uit het halve millennium dat het gedrukte boek in Europa bestaat.
Dan denk je natuurlijk gelijk aan de grootschalige boekenvernietiging die door nazi-Duitsland in gang is gezet. Maar Büch betrekt daarbij ook de tapijtbombardementen van de geallieerde strijdkrachten waarbij bijna het gehele boekenbestand van de Duitse bibliotheken werd vernietigd. En dan zijn er natuurlijk nog boekenwurmen, boekentorren en zwammen en schimmels in oude boeken. En last but not least boeken die op zuurhoudend papier zijn gedrukt en op den duur zelfvernietigend zijn.

Ik wil me vandaag beperken tot de vernietiging van boeken op ideologische gronden.  De boekverbrandingen in nazi-Duitsland zijn in alle opzichten een ijkpunt. Iedereen die het na die datum nog in zijn hoofd haalde boeken te verbranden of zijn voornemen daartoe kenbaar te maken, kon rekenen op ten minste een vergelijking met Joseph Goebels, de propaganda minister van nazi-Duitsland. Was dat terecht? Is het inderdaad zo schandalig een boek dat je niet bevalt te verbranden? We gooien toch ook dagelijks boeken in de papierbak?

In zijn roman Al te luide eenzaamheid beschrijft de Tsjechische schrijver Bohumil Hrabal het leven van een man die voor zijn beroep oud papier en boeken plet:

Vijfendertig jaar lang zit in het oud papier en dat is mijn love story. Vijfendertigjaar lang plet ik oud papier en boeken, vijfendertig jaar lang maak ik mijn handen aan de letteren vuil, zodat ik op de encyclopedieën lijk waarvan ik in die tijd zeker dertig kuub geplet heb, ik ben de sprookjeskan vol water dat leven schenkt en dood, je hoeft me maar een beetje scheef te houden of er stromen de mooiste gedachten uit…

Even later verzucht hij:

… ik weet hoeveel mooier het nog in tijden zijn geweest toen al het denkwerk enkel en alleen in het menselijk geheugen was vastgelegd en je mensenhoofden moest pletten als iemand boeken wilde vernietigen, maar ook dat zou zinloos zijn, want de ware gedachten komen van elders, die zweven buiten je, zoals vermicelli in een soeppan drijft, zodat alle Koniassen in de wereld vergeefs boeken verbranden, en als die boeken iets zinvols te melden hadden, dan kon je ze op de brandstapels in hun vuistje horen lachen, want een degelijk boek verwijst altijd ergens anders heen en naar buiten.

Dat is een troostrijke gedacht in het kader van deze lezing. Tegelijk zet ze ons misschien op het spoor van het hoe en waarom van al die boekverbrandingen uit de geschiedenis van de mensheid.

Nogmaals: zijn boeken heilig? Nee, ik denk dat daar het misverstand begint dat uiteindelijk tot het verbieden en verbranden van boeken leidt. Boeken zijn dragers van ideeën en geen enkel idee is heilig. Dat is, denk ik, de kern van onze westerse beschaving. Een beschaving die de vrijheid van meningsuiting hoog in haar vaandel voert. Nou ja, soms alleen als het haar zo uitkomt.

 Boeken verbranden

Met het verbranden van boeken schaarde nazi-Duitsland zich in een lange traditie die tot op de dag van vandaag voortduurt. Laten we eens wat gaan grasduinen in het verleden.

Om te beginnen kan men de boekverbrandingen opdelen in soorten.

Laat ik beginnen met een van de meest voorkomende soorten: schrijvers of dichters die hun eigen werk aan de vlammen prijsgeven.

Toen de Russisch-Amerikaanse schrijver Vladimir Nabokov overleed, werd in zijn nalatenschap een aanzet tot een nieuw boek gevonden: The original of Laura. Een reeks systeemkaarten. Op de laatste systeemkaart stond geschreven:

uitwissen
weghalen
verwijderen
tenietdoen
wegvagen
vernietigen
uitvlakken

De nabestaanden hebben zijn dwingende verzoek naast zich neergelegd en het onvoltooide manuscript meer dan dertig jaar na zijn dood alsnog laten uitgeven.

Bijna was trouwens zijn controversiële roman Lolita ook niet verschenen. Geen enkele gerenommeerde uitgever durfde het midden jaren vijftig aan, dit boek - dat de relatie beschrijft tussen oudere man en een twaalfjarig meisje - te publiceren. Hierdoor ontmoedigd besloot Nabokov het manuscript van z’n boek te verbranden. We hebben het aan zijn vrouw Véra te danken dat hij hier uiteindelijk van afzag. Uiteindelijk verscheen het in 1955 vol drukfouten bij de obscure Parijse uitgever Olympia Press.

De Romeinse dichter Vergilius liet in zijn testament vastleggen dat na zijn dood het manuscript van zijn Aneis verbrand moest worden. Naar het waarom wordt al honderden jaren gegist. Sommigen beweren dat het was vanwege de onvoltooide toestand van de tekst. Weer anderen beweerden dat de dichter had ingezien dat zijn epos nogal langdradig was.

De Hongaars-Duitse schrijver ÖdönVon Horvath riep vier jaar na verschijnen alle nog beschikbare exemplaren van zijn debuut Buch der Tänze uit de winkels terug om ze vervolgens in het vuur te gooien.

En een van de grootste schrijvers van de vorige eeuw Franz Kafka verbood in zijn testament de publicatie van al zijn teksten. Na zijn dood vond men in de laden van zijn schrijftafel een aan zijn vriend Max Brod gericht verzoek :

Alles wat hij in Kafka’s nalatenschap zou aantreffen… dagboeken, manuscripten, brieven moest hij restlos und ungelesen -volledig en ongelezen - verbranden.

Van Kafka was al bekend dat hij reeds tijdens zijn leven alle in zijn ogen niet geslaagde manuscripten had verbrand.

Dat Max Brod zich niet aan het verzoek van zijn vriend heeft gehouden, mag als bekend worden verondersteld.

Het lijkt een constante te zijn als het literaire nalatenschappen betreft. De verzoeken van overleden auteurs lijken bij voorkeur niet te worden gerespecteerd. Waarom deinst men terug bij dit soort rigoureuze verzoeken? Ik kan maar één antwoord bedenken: respect voor het geschreven woord. Natuurlijk zijn er ook voorbeelden te bedenken van nabestaanden die uit een nalatenschap een slaatje wilden slaan maar dat terzijde.
Respect en het besef dat manuscripten verbranden in beginsel een nogal barbaarse daad is.
En waarschijnlijk ook de twijfel aan de oprechte bedoelingen van de overledene. Als Kafka werkelijk had gewild dat alles verbrand werd, waarom heeft hij dat dan niet zelf gedaan? Hij is niet onverwacht overleden, hij wist dat de dood hem op de hielen zat.

Ik denk nu ook aan een citaat van Horatius:

Alleen datgene, dat nog niet in de openbaarheid raakte, kan vernietigd worden. De eenmaal uitgezonden stem kan nooit meer terugkeren….

Waar begint de openbaarheid? Waar ligt die grens? Op het moment dat de schrijver zijn woorden aan het papier toevertrouwd… is er op dat moment al geen weg meer terug? De praktijk laat zien dat dit in de meeste gevallen zo is. En zo lijken de meeste nabestaanden ook te redeneren als ze worden geconfronteerd met een verzoek om vernietiging. Misschien speelt er ook angst mee om als barbaar versleten te worden en is deze angst sterker dan de behoefte de laatste wens van de overledene te respecteren.
Maar toch vooral misschien het besef dat het er nu toch al is, dat je de geschiedenis nu eenmaal niet kunt terugdraaien.

 Vieze boeken

Tot aan zijn pensioen was de Vlaamse auteur Johan Daisne hoofdbibliothecaris  van de stadsbibliotheek te Gent. In een aan hem gewijde necrologie beschrijft Jeroen Brouwers zijn werkkamer.

‘Achter hem stond een kast waarvan alleen hij de sleutel bezat, - die kast was ‘de hel’ . er stonden boeken in die de hoofdbibliothecaris  niet zonder meer wenste uit te lenen, aangezien het vieze boeken waren.  Cremer vond hij vies en Geeraerts vond hij ook vies. De vijftigers vond hij zwendelaars en Harry Mulisch een ‘onzindelijk heerschap’.

Zo veel macht hadden bibliothecarissen nog in de jaren zestig van de vorige eeuw. Gelukkig verbrandde hij geen boeken maar toch…

Van 1559 tot 1966 bestond er lijst van boeken die een katholiek niet mocht lezen, de zogenaamde Index. Ze ontstond naar aanleiding van de reformatie en de opkomst van de boekdrukkunst. Een noodgreep om de zuiverheid van de katholieke leer te bewaken.
In het begin telde de lijst vooral theologische en filosofische werken. Na verloop van tijd kwamen ook veel literaire boeken op de index te staan. In 1948 kreeg de Index voor het laatst een update. Toen werden in totaal vierduizend titels afgekeurd. Natuurlijk mocht niemand boeken van Galileï of Copernicus lezen. Maar ook boeken van schrijvers als Gustave Flaubert, Emile Zola, Jonathan Swift en Victor Hugo waren verboden.
De lijsten werden opgesteld door het Heilig Officie, de voorloper van de huidige Congregatie voor de Geloofsleer.
De grondigheid waarmee dit gebeurde had overeenkomsten met de manier waarop nazi-Duitsland het aanpakte.

Als het om boekverbrandingen ging, had de katholieke kerk ook een flinke reputatie hoog te houden.
In de bekende roman Don Quichotte van Cervantes wordt uitgebreid beschreven hoe zijn nicht en de pastoor zijn bibliotheek proberen te zuiveren van ongezonde boeken. Want die zijn volgens hen de oorzaak van zijn waanideeën. Het lezen van slechte ridderromans heeft zijn geest zodanig verduisterd dat er niets anders opzit dan zijn gehele bibliotheek te verbranden.

Cervantes persifleerde hier natuurlijk de gangbare praktijk van boekverbrandingen ten tijde van de Inquisitie. Die overigens later ook zijn boek verbood.

Hoe ging dat …. Als de overheid besloten had een boek te verbieden en te verbranden dan werd er met tromgeroffel een executiebevel op een openbare plek uitgevaardigd. Een plakkaat met het besluit werd opgehangen aan alle kerkdeuren in het land. Vervolgens werd het geïncrimineerde object aan de beul overhandigd die het plechtig overbracht naar het executieterrein. Bij grotere hoeveelheden werd gebruik gemaakt van een muilezel die bedekt was met een rode doek die met vlammen beschilderd was. Ook de boekenkist die het beest droeg was met die vlammen beschilderd. De stoet werd begeleid door pauken en trompetten. De plaatsen waar het gebeurde lagen meestal in het centrum van de stad. In Wenen was het bijvoorbeeld de Neumarkt, in London het plein voor de beurs en in Brussel de Grote Markt. Deze boekverbrandingen vonden overigens niet plaats bij zonsopgang maar later in de ochtend als er zoveel mogelijk volk op de been was.

In boeken

Cervantes is niet de enige fictieschrijver geweest die uitgebreid een boekverbranding beschreef.
Een andere minstens zo indrukwekkende scene treffen we aan in de roman Het martyrium van Elias Canetti uit 1935. Hoofdpersoon is de sinoloog doctor Kien. Een man die niet zonder boeken kan leven, sterker, een man die als het er op aankomt boeken belangrijker vind dan mensen. De beste definitie van het begrip vaderland is bibliotheek, kunnen we in dit boek lezen. En als de hoofdpersoon op een formulier van zijn bank zijn beroep moet vermelden, vult hij in bibliotheekeigenaar. Zijn liefde voor boeken is zo groot dat hij uiteindelijk met zijn huishoudster trouwt om de toekomst van zijn bibliotheek veilig te stellen. Maar alles loopt natuurlijk anders dan verwacht. Zijn echtgenoot neemt steeds meer ruimte in beslag, dreigt hem zijn boeken af te nemen en zet hem uiteindelijk het huis uit. Waanzin drijft hem tot een ultieme daad. Hij steekt zijn bibliotheek in brand. De laatste alinea van de roman is veelzeggend.

Hij plaatst de ladder midden in de kamer, waar hij tevoren stond. Hij klimt op de zesde sport, kijkt neer op het vuur en wacht. Als uiteindelijk de vlammen hem bereiken lacht hij luid, luider dan hij in zijn hele leven ooit gelachen heeft.

Hoewel de roman van Canetti al in 1931 werd geschreven - en over veel meer gaat -heeft men in het slot vaak een verwijzing naar de boekverbrandingen van de nazi’s gezien.
Bovendien laat de auteur gebeuren waar Heinrich Heine meer dan honderd jaar eerder in zijn toneelstuk Almansor al voor waarschuwde:

"…waar men boeken verbrandt, verbrandt men uiteindelijk ook mensen".

Toen de roman in 1935 verscheen werd hij ogenblikkelijk verboden door de nazi’s.



10 MEI 1933

Alles was tot in de puntjes geregeld die avond in mei. Een pyrotechnisch bedrijf was door de organisatie belast met de voorbereidingen. Niets was aan het toeval overgelaten. Nou ja, niets… toen het rond 21.30 uur begon te regenen, brak er onder de ceremoniemeesters van het vuur toch lichte paniek uit. Alles werd op alles gezet om het vuur brandende te houden zolang de boeken die verbrand zouden worden nog niet aanwezig waren.
Vele duizenden waren die avond naar de Opernplatz in Berlijn gekomen. Ondanks de regen. Al wekenlang hadden de kranten over de op handen zijnde gebeurtenis bericht. Eerst nog in vage termen. Men sprak over een op handen zijnde “Gesamtaktion”. Over de inhoud werd nog weinig prijsgegeven.
Pas op 14 april werd duidelijk wat de actie concreet inhield:

‘Openbare verbranding van ontwrichtende, Joodse literatuur door de studentengemeenschappen van de universiteiten, naar aanleiding van de schaamteloze lastercampagne door het wereldjodendom tegen Duitsland.’

Het initiatief tot de actie kwam van het Hauptamt für Presse und Propaganda van de Duitse studentengemeenschappen. En dus niet van minister van propaganda Joseph Goebbels zoals ook wel eens gesuggereerd is.
Op de Duitse universiteiten heerste al tijdens de Republiek van Weimar een uitgesproken reactionaire en nationalistische stemming. Vanaf 1931 werd de studentengemeenschappen geleid door een vertegenwoordiger van de Nationaalsocialistische Duitse Studentenbond (NSDStB).
Dat zij een trouw instrument van de antisemitische propagandamachine van de nazi’s waren, blijkt uit de zogenaamde “12 stellingen tegen de on-Duitse geest” die zij half april 1933 naar buiten brachten. In stelling 5 lezen we:

‘Als de jood Duits schrijft, dan liegt hij’.

Want joden zijn vreemdelingen. Daarom wordt van de censuur geëist dat joodse publicaties alleen in het Hebreeuws mogen verschijnen. Als ze toch in het Duits verschijnen zullen ze worden aangemerkt als vertalingen. De Duitse taal is er alleen voor de Duitsers.
‘Tegen deze waanzin, die zo absurd klinkt, dat het bijna grappig is, werd nauwelijks protest aangetekend’, merkt Volker Weidermann op in zijn Buch der verbrannten Bücher.

In ieder geval laaide het vuur die avond hoog op, ondanks de regen. Vlammen van tien, twaalf meter hoog. In daaropvolgende dagen werd de actie uitgebreid naar andere Duitse universiteitssteden. Ook daar was het enthousiasme van de bevolking groot.

Waren het inderdaad allemaal joodse auteurs wiens boeken op 10 mei op de brandstapel terechtkwamen? Nee, onder de paraplu van die zogenaamde ‘schaamteloze lastercampagne door het wereldjodendom’ kwam alles terecht wat op de een of andere manier het nieuwe regime niet welgevallig was. Al eind jaren twintig beklaagde een jonge bibliothecaris uit Breslau zich over de door het communisme en liberalisme besmette Duitse bibliotheken. Wolfgang Hermann was zijn naam en hij was de man achter een lijst met boeken van schrijvers die het ‘meest bedreigend en on-Duits’ waren.  Deze eerste lijst werd maatgevend voor de boekverbranding van 10 mei 1933. Later volgden er nog andere lijsten maar deze zou steeds als uitgangspunt blijven dienen.
Wie stonden er op die eerste lijst? Teveel om binnen het kader van deze lezing allemaal te vermelden. Hoewel de impact die de boekverbranding op het culturele leven had eigenlijk niet beter geïllustreerd zou kunnen worden door juist de gehele lijst voor te lezen. 
Van sommige auteurs, zoals Heinrich en Klaus Mann, werd het hele oeuvre verboden. Van anderen alleen bepaalde publicaties.  Van de nu vergeten Bertha von Suttner stond alleen haar roman Die Waffen Nieder op de lijst.  Van Alfred Döblin was dan weer alles verboden behalve Wallenstein, zijn roman over Ferdinand II. Latere lijsten waren niet meer zo genuanceerd. Toen werd van verdachte auteurs simpelweg alles verboden.
De boekverbrandingen betekende voor de betroffen auteurs ook broodroof. De meesten waren aangewezen op een Duitstalig lezerspubliek en dit werd hen van de een op de andere dag afgenomen. Ze leefden vaak in anonimiteit als balling in het buitenland. In veel gevallen voorgoed vergeten, weggegomd uit de analen van de geschiedenis.
Daarom is het ook zo treurigmakend de lijsten met verboden boeken te lezen. Natuurlijk zijn er de kende namen. Maar de meeste namen zeggen ons heden ten dage niets meer. Niet alleen omdat hun boeken misschien minder eeuwigheidswaarde hadden dan de boeken van hun beroemdere collega’s. Dat zeer veel schrijvers heden ten dage vergeten zijn, komt doordat zij door deze lijsten voorgoed uit de geschiedenis zijn verwijderd.

Dat het gehele werk van de Vlaamse graficus Frans Masereel op de lijst stond mag niet verbazen. Hij was een overtuigd pacifist en gaf daar ook in zijn werk uiting aan. Over hem schreef zijn vriend Stefan Zweig:

Wanneer alles ten gronde zou gaan; alle boeken, monumenten, foto's en verslagen en bleven slechts de houtsneden over die hij gedurende tien jaar geschapen heeft, dan zou men alleen al daaruit onze hele hedendaagse wereld kunnen reconstrueren.

(Ginge alles zugrunde, alle Bücher, Denkmäler, Photographien und Berichte, und blieben nur die Holzschnitte erhalten, die er in zehn Jahre geschaffen hat, so könnte man aus ihnen allein unsere ganze gegenwärtige Welt rekonstruieren…)

Zweig schreef deze woorden in 1923 en een vooruitziende blik kan hem moeilijk ontzegd worden.

Verder stonden er op de lijst ook boeken van buitenlandse auteurs die met het communisme of anarchisme sympathiseerden, of die zich anderszins kritisch over het nieuwe regime in Duitsland hadden uitgelaten: Andre Malraux, Louis Aragon, André Gide, Theun de Vries, Jef Last, Domela Nieuwenhuis en Arthur Lehning. Maar ook een boek van de Nederlander Hendrik De Leeuw over prostitutie in Parijs, Amsterdam, Berlijn en New York.  Ja, zelfs een boek van de Nederlandse evangelist Johannes de Heer. Johannes de Heer, auteur de Zangbundel ten dienste van huisgezin of samenkomsten. Zijn gezangen klinken nog iedere zondag in menige Nederlandse protestantse kerk.

In de Duitse boekhandels en bibliotheken viel na 1933 niet veel meer te beleven. De boeken waren vernietigd, de schrijvers onzichtbaar geworden. De Duitse cultuur was beroofd van zijn kloppende hart. Wat overbleef was vooral folklore.

En dan waren er natuurlijk nog de boekverbrandingen in het verborgene… mensen die in het geheim hun geliefde boeken verbrand hadden uit angst er mee betrapt te worden.

Maar er is nog iets anders. In hun onlangs in het Nederlands vertaalde boek Joden en woorden schrijven de Israëlische auteur Amoz Oz en zijn dochter, de historica Fania Oz-Salzberger:

Wij menen dat de joodse geschiedenis en het joodse bestaan een uniek continuüm vormen, dat etnisch noch politiek is gedefinieerd. Zeker onze geschiedenis is mede langs etnische en politieke lijnen verlopen, maar dat zijn niet de hoofdaderen. De nationale en culturele genealogie van de Joden is altijd afhankelijk geweest van het doorgeven van verbale inhoud door de ene generatie aan de volgende.”

Vanuit dit gezichtspunt zou je kunnen concluderen dat de boekverbrandingen door
nazi’s veel meer betekenden dan een pesterij en het etaleren van hun macht. Het afnemen van hun woorden was een van de doelbewuste eerste stappen in een proces dat uiteindelijk zou leiden naar de moord op zes miljoen joden.

Door de geschiedenis heen

"…waar men boeken verbrandt, verbrandt men uiteindelijk ook mensen".

Dat zegt het personage Hassan in Heinrich Heines toneelstuk Almansor. Heine baseerde zich in deze tragedie op de herovering van het koninkrijk Granada op de Moren door de markies van Cadiz en Ferdinand II. Begin 1492 was de Moorse heerser Boabdil niet langer in staat weerstand te bieden aan de christelijke legers. Hij gaf zich over maar vroeg nog wel godsdienstvrijheid voor zijn onderdanen, deels moslims en sefardische joden. In eerste instantie werd die toegezegd. Maar al snel bedacht Ferdinand II zich. Eerst werd begonnen met de uitdrijving van de joden. Korte tijd daarna werd ook het belijden van de islam verboden. Onder leiding van de Spaanse kardinaal Francisco Jiménez de Cisneros werden moslims gedwongen zich tot het katholicisme te bekeren of te emigreren naar Noord-Afrika. De koran werd publiekelijk verbrand.

In 1530 liet paus Clemens XII, geconfronteerd met de voortdurend toenemende militaire bedreiging van de christenheid door de Turken, de Arabische tekst van de Koran onmiddellijk na publicatie verbranden. Deze was gedrukt in Venetië
De hoer van de Turken werd Venetië aan het begin van de 16E eeuw genoemd. De republiek dankte deze bijnaam aan het feit dat zij als politieke grootmacht intensief contact met het Ottomaanse rijk onderhield.

De leider van de reformatie in het Duitse rijk, Maarten Luther, had zich overigens wel uitgesproken voor een vertaling en publicatie van de koran, maar alleen omdat dan iedereen kon zien – ik citeer – wat voor een vervloekt, schandelijk, wanhopig boek dat was, vol leugens, fabels en allerhande gruwelen.

Natuurlijk, de geschiedenis herhaalt zich onafgebroken. Ook nu, vooral na 11 september 2000, zien we in de westerse opnieuw geslaagde en mislukte pogingen om het heilige boek van de Islam te verbranden.

In 2011 verbrand de Amerikaanse evangelische predikant Terry Jones exemplaren van de Koran. Dat deed hij naar eigen zeggen in de strijd voor de vrijlating van een gevangengenomen christelijke geestelijke in Iran. De actie riep wereldwijd afwijzende reacties op. In Afghanistan vielen zeven doden toen woedende betogers een VN-complex aanvielen.
De Koran-verbranding werd bijgewoond door ongeveer 20 mensen. Na afloop van het verbranden van het heilige boek van de moslims kreeg Jones een dagvaarding aan zijn broek wegens het overtreden van brandweervoorschriften.

Een jaar eerder wilde Jones ook al Korans verbranden uit protest tegen een islamitisch centrum dat vlakbij Ground Zero zou worden gebouwd. Destijds zag hij er na intensief overleg vanaf.

In September 2012 werd dominee Jones door de politie aangehouden terwijl hij op weg was naar het park in het plaatsje Mulberry. Achter zijn auto had hij een grote barbecue, met daarin korans die met kerosine waren overgoten.
Jones wilde ter herdenking van 11 september bijna drieduizend korans verbranden op een bijeenkomst met zijn kerkgenootschap. Één Koran voor ieder slachtoffer dat twaalf jaar eerder omkwam bij de aanslagen op het World Trade Centre

In 2008 overwoog de populistische Nederlandse politicus Geert Wilders voor zijn anti-islamfilm Fitna een Koran in brand te steken. Hij heeft het vreemd genoeg zelf altijd in alle toonaarden ontkend, maar oud-partijgenoten en anonieme fractiegenoten hebben later verklaard dat de waterstofperoxide blonde politicus het toch echt van plan was.
Een en ander geeft wel aan dat men zich bewust is van de impact van het verbranden van boeken. Ik krijg soms het idee dat men het ontkend of achterwege laat alleen maar omdat men niet zeker is van het uiteindelijke effect van zo’n daad.
Want inderdaad, sinds de praktijken van nazi-Duitsland, gaat men in West-Europa 
Iets voorzichtiger om het verbranden en auslöschen  van boeken.
Hier zijn we vrij. En we mogen alles drukken. Één uitzondering: Mein Kampf, van Adolf Hitler. In Nederland, Rusland, Oostenrijk, Frankrijk en China is of was het verboden.
In 2007 stelde Geert Wilders voor de Koran net zoals Mein Kampf te verbieden.
Daar wilde toenmalig Minister Ronald Plasterk niet aan. Als het aan hem lag zou Hitlers boek ook gewoon te koop moeten zijn. Wilders reageerde als door een slang gebeten op de uitlatingen van de minister: "Ik vraag de Koran te verbieden omdat het boek aanzet tot haat en vervolgens krijgen we er nog een haatzaaiboek bij. Op die manier stellen we ook de fascisten tevreden."
Een krappe Kamermeerderheid (83 van de 150 zetels) bleek het met Wilders eens te zijn. De Koran bleef echter vrij verkrijgbaar.

En terwijl dit schrijf op woensdagochtend 17 september hoor ik in het Nederlandse nieuws van elf uur op de radio het volgende:

10.35 uur: interventie Wilders over de Koran
Kamervoorzitter Van Miltenburg opent de vergadering en geeft het woord aan SP-leider Roemer, maar voordat die is opgestaan staat PVV-leider Wilders al bij de microfoon. Hij heeft een punt van orde. Hij begint over de Koran, die net als de Bijbel op het bureau van de Kamervoorzitter staat. Wilders vindt het 'ongepast' om het boek in de vergaderzaal te hebben nu Islamitische Staat terreur zaait. 

Van Miltenburg wijst het verzoek af. Wilders vraagt om een hoofdelijke stemming over zijn voorstel de Koran uit de Kamer te verwijderen. Zijn voorstel wordt met een grote meerderheid verworpen.

Hoe zit dat eigenlijk met het verbranden van bijbels?
Ik herinner me een krantenbericht uit 2009. Op een Amerikaanse militaire basis in Afghanistan was een stapel bijbels verbrand die een militair stiekem had meegenomen. De Amerikanen waren bang dat de bevolking hen ervan zou beschuldigen het christelijk geloof te verspreiden.
Bijbel verbrandingen komen ook in de islamitische wereld voor. Maar ze liggen bij moslims gevoeliger dan koranverbranding bij christenen. Moslims erkennen de Bijbel als ‘heilig’ boek. De Bijbel wordt in de Koran ook vermeld. De islam beschouwt Mozes en Jezus als profeten die Gods bedoelingen kregen geopenbaard. Het christendom ging er alleen onzorgvuldig mee om, waarna de Koran, met Mohammed als laatste en definitieve profeet, de Bijbel overbodig maakte. Andersom erkennen christenen de Koran niet. Simpelweg omdat de Koran pas na de Bijbel is geopenbaard. (Bron NRC)
Een andere rol speelt het doel van de verbrandingen: de ander zoveel mogelijk kwetsen.
„Voor moslims is de Koran de kern en het centrale symbool van hun religie”, zegt Herman Beck, hoogleraar godsdienstwetenschap aan de Universiteit van Tilburg. „Maar in het Westen heeft de Bijbel door secularisering zijn betekenis als onfeilbaar en letterlijk door God geopenbaard boek grotendeels verloren. Alleen in de christelijk-fundamentalistische wereld wordt de Bijbel nog zo gezien.”
Waar je christenen wel mee kunt raken is het kruis, waaraan Jezus stierf. Beck: „De betekenis van Jezus Christus is voor de meeste christenen onomstreden. Jezus is voor christenen wat de Koran voor moslims is: de weg, de waarheid en het leven .”

In de islamitische wereld roept het kruis bovendien nog altijd wrevel op vanwege de kruistochten. Kruisverbrandingen zie je daarom vaker.

 De duivelsverzen

Blasfemie…

Mohammed hield van lachen, lees ik bij Alberto Manguel.

In zijn eigen woorden:

Wees altijd lichthartig, want als het hart bezwaard is, raakt de ziel verblind.’

En de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges heeft eens gezegd dat we van Gods literaire smaak niets weten.

Ik lees verder bij Manguel:

“Het is moeilijk voorspelbaar dat Iemand – God - die alles weet en wiens genereuze gevoel voor esthetiek hem dreef tot de creatie van zowel de poëtische  antilope als de smakeloze grap die het nijlpaard moet voorstellen, de werken van Denis Diderot, Mark Twain al Salman Rushdie zou verbannen van zijn nachtkastje.”

De duivelsverzen van Salman Rushdie verscheen in 1988.
Het boek begint bij de ontploffing van een gekaapt vliegtuig boven Zuid-Engeland. Twee Indiase acteurs vallen uit de lucht op het Engelse strand. Beiden overleven de val. De ene acteur transformeert vervolgens tot de aartsengel Gabriël, terwijl de ander verandert in de duivel.
De publicatie van De duivelsverzen veroorzaakte een controverse onder fundamentalistische moslims. De oorzaak van deze controverse was de wijze waarop Mohammed, binnen de islam gezien als profeet, door Rushdie in het boek wordt neergezet; als een man die bezwijkt voor aardse genoegens. De titel heeft hierop betrekking. Het is een verwijzing naar de omstreden duivelsverzen uit de Koran.
Hiermee zijn de verzen bedoeld die Mohammed in eerste instantie zou hebben uitgesproken, maar die later zouden zijn vervangen. Die verzen zouden niet overgebracht zijn door de engel Gabriël, maar zouden door Iblis, de duivel, op de tong van Mohammed zijn gelegd.

Op 14 februari 1989 sprak Ayatollah Khomeini een fatwa over Rushdie uit. De Iraanse leider noemde De duivelsverzen een godslasterlijk boek en een belediging van de islam.
Omdat Rushdie in zijn roman duidelijk zou hebben laten blijken niet meer in de Islam te geloven werd hij ook nog eens beschuldigd van afvalligheid. Daarop stond volgens Khomeini de doodsstraf. Hij riep dan ook alle vrome moslims op de schrijver ter dood te brengen. Op het hoofd van de schrijver werd een premie van drie miljoen Amerikaanse dollar gezet.
Gedurende deze periode vielen tijdens gewelddadige demonstraties verschillende doden in India, Pakistan en Egypte. Moslimgemeenschappen over de gehele wereld organiseerden protestbijeenkomsten waarin exemplaren van het boek werden verbrand.

Inderdaad… als het hart bezwaard is, raakt de ziel verblind.

Dit verschijnsel zien we ook bij fundamentalistische christenen. Niet alleen korans werden in kerosine gedrenkt en vervolgens verbrand, nee, ook de boeken van Harry Potter van de Britse auteur J.K. Rowling moesten er aan geloven.
De boeken waarvan er alleen al in de VS 55 miljoen van werden verkocht zouden het occulte verheerlijken en daardoor een uiterst slechte invloed hebben op kinderen.
Evangelische christenen probeerden tevergeefs om de boeken uit alle Amerikaanse bibliotheken te laten verwijderen omdat ze satanisme en zwarte hekserij zouden verketteren. Groeperingen zoals Focus on Family en andere conservatieve christelijke groeperingen stellen dat de Harry Potter-reeks een serieuze bedreiging voor de geestelijke gezondheid van tientallen miljoenen vormt. In Alamogordo liet een predikant de vier boeken zelfs in het openbaar verbranden. Het schijnt dat bij die gelegenheid ook boeken van Stephen King, cd’s van Eminem en videocassettes van Sneeuwwitje van Walt Disney op de brandstapel belandden.
In de roman 'De Da Vinci Code' van Dan Brown uit 2003 wordt de stelling ontwikkeld dat Maria Magdalena een kind van Jezus baarde en dat de katholieke kerk sindsdien alles in het werk stelde om dat geheim te bewaren.
Leden van de kleine christendemocratische partij DC en de rechtse Allianza Nazionale riepen in 2006 alle christenen op om "met kracht en overtuiging te reageren tegen deze verschrikkelijke aanval op Jezus Christus".
Niet veel later werd op het centrale plein van  een dorp vlakbij Rome een exemplaar van het omstreden boek in het openbaar verbrand. De boekverbranding op het dorpsplein ontlokte protest bij een honderdtal manifestanten. Ze trakteerden de radicale katholieken op een fluitconcert en gooiden zelfs met tomaten. 



De geschiedenis laat zien dat boekverbrandingen steeds een zuiverend ritueel zijn geweest. Ze komen voort uit de behoefte om een cultuur of maatschappij te zuiveren van vreemde invloeden van buitenaf.

Communisme

Anders dan je zou verwachten werd in het voormalig Oostblok niet zoveel aan boekverbrandingen gedaan. Ze leken daar iets praktischer ingesteld.

Hans Renner, een historicus van Tsjechoslowaakse origine die werkzaam was aan de universiteit van Groningen, publiceerde begin jaren tachtig van de vorige eeuw  „Van brandstapel tot papiermolen - Over boekvernietigingen in Tsjecho-Slowakije".


Het aardige van deze publicatie is dat Renner er eigen herinneringen aan zijn jeugdjaren in vervlochten heeft.
Zoals de Russische cultuur na de Tweede Wereldoorlog opnieuw op last van Stalin gezuiverd diende te worden, zo ook moest dat gebeuren in satelliet(staat) Tsjecho-Slowakije. Men beijverde zich zeer in het opruimen van de „restanten van de bourgeoisideologie".
Alleen al van de in beslag genomen grote particuliere boekencollecties eindigde de helft van alle titels, dat wil zeggen 7 miljoen exemplaren, in de papiermolen! Slechts 3 miljoen titels werden ideologisch onschadelijk bevonden en overgebracht naar openbare bibliotheken. De rest ging naar verschillende voor het publiek niet toegankelijke opslagplaatsen.
Terwijl de werken van honderden verboden Tsjechoslowaakse schrijvers vernietigd werden, spoorden de communistische autoriteiten de bevolking via campagnes aan, om zich ook thuis van de „bourgeois-imperialistische" lectuur te ontdoen.
Drs. Renner herinnert zich uit deze periode:

„Ik zat toen op de lagere school en het fanatieke schoolhoofd (een schoenmaker van beroep) met onze niet minder ijverige onderwijzeres gaven de leerlingen opdracht naar „verderfelijke literatuur" in de boekenkasten van hun ouders te zoeken: voor de inzameling van oud papier, omdat onze school haar eerste plaats in de gemeente moest behouden. Die middag verhuisden bij ons thuis de werken van T. G. Masaryk, Edvard Benes, maar ook van Karel Capek naar de zolder". Ondanks de communistische „schoonmaak" ontstond er allerminst een gebrek aan boeken in Tsjecho-Slowakije. De openbare bibliotheken vulden hun planken met nieuwe boeken vanuit de marxistisch- leninistisch-stalinistische visie geschreven. Voorts werden oudere Tsjechische werken naar communistische smaak bewerkt en aldus weer geschikt geacht voor het lezerspubliek. Daarnaast werden bovendien veel Sovjetromans en andere boeken uit het Russisch vertaald ten behoeve van Tsjechoslowaakse lezers. De uit het Russisch vertaalde boeken verschenen om begrijpelijke propagandistische redenen in gigantische oplagen. Echter in dit opzicht spanden politieke geschriften werkelijk wel de kroon: tussen 1950 en 1954 spoelden 2 miljoen bundels van Gottwald (Stalins zetbaas in Tsjecho-Slowakije) verzamelde toespraken over de boekenmarkt plus 3 miljoen exemplaren van Lenins oeuvre en nog eens 4 miljoen boeken van kameraad Stalin!
Hans Renner merkte in dit kader nog op dat Tsjecho-Slowakije op dat moment slechts 13 miljoen inwoners telde.

Ter afwisseling een bericht uit de krant van 5 december 2012:

Boeken failliet Libridis vernietigd
Honderdduizenden boeken die overbleven na het failissement van de Sittardse boekengroothandel Libridis, zijn vernietigd.
De 600.000 boeken waren eigendom van de uitgevers. Zij mochten de boeken komen ophalen van de curator, maar de meeste uitgevers hoefden de splinternieuwe exemplaren niet meer.
Volgens hen was het maar de vraag of zij de boeken nog zouden kunnen verkopen. Andere boek-opslagpunten in Nederland hebben diezelfde titels nog genoeg op voorraad. Het Centraal Boekhuis heeft de boeken daarom laten vernietigen.
Het is aan u om eventuele verbanden te leggen.
 Charjov, Oekraïne, maart 2014

Een van de meest recente boekverbrandingen die mij bekend zijn vond plaats in maart van dit jaar in Charkov, de Russischtalige tweede stad van Oekraïne. De daders waren pro-Russische activisten. De slachtoffers boeken over de golodomor, de hongersdood. De golodomor waarbij 4 miljoen Oekraïners stierven is de hoeksteen van de moderne nationale identiteit. De hongerdood begin jaren dertig van de vorige eeuw was het gevolg van een besluit van Stalin om de landbouw met geweld te collectiviseren en de vrije boeren te liquideren. Sinds de onafhankelijkheid in 1991 wordt de golodomor in Oekraïne opgevat als genocide tegen de van oudsher vrije boerenstand en dus het Oekraïense volk.

 Nogmaals, hoe het er in boeken aan toegaat

In zijn vlak na de tweede wereldoorlog verschenen roman 1984 schetst George Orwell een indringend beeld van een totalitaire maatschappij. Weliswaar ergens in de toekomst gesitueerd – 1984 leek toen nog erg ver weg –  behelsde het ook een waarschuwing tegen totalitaire regimes zoals het niet daarvoor verslagen nazi-Duitsland en Stalins Sovjet Unie.

In deze anti-utopie, in deze distopie is het Waarheidsministerie er mee belast alle schriftelijke sporen uit het verleden uit te wissen. Want:

 ‘Wie het verleden controleert die controleert de toekomst; wie de toekomst controleert, controleert het verleden.

Een paar jaar later, in 1953, verscheen Fahrenheit 451 van de Amerikaan Ray Bradbury.
Fahrenheit 451. De temperatuur waarbij boekpapier vlam vat en verbrandt.
Hoofdpersoon is brandman Guy Montag. Let op geen brandweerman maar een brandman. Zijn werk is het verbranden van boeken. Want boeken zijn overbodig in een ideale maatschappij. “Door de wildgroei aan massa amusement is de mens geëvolueerd tot een wezen dat instinctmatig geen behoefte meer heeft aan verhalen, of aan onderwerpen als filosofie of geschiedenis.”

De Russische auteur Jevgeni Zamjatin schreef zijn profetische roman Wij al in 1921. Het boek speelt ergens in het derde millenium in de Vereende Staat. Alle huizen zijn van glas en de bewoners leven volgens een strikt rooster. Er wordt gewerkt aan de grote operatie waarbij mensen hun fantasie wordt afgenomen. Honger en liefde bestaan niet meer, evenmin als vrijheid. Als de hoofdpersoon in opstand komt en een aanslag op de leider beraamd, wordt hij verraden. Voor straf moet hij een hersenoperatie ondergaan waarbij zijn fantasie wordt weggesneden.

In deze drie distopieën zien we een constante: het individu moet worden opgeofferd aan de massa. De massa is een instrument van de machthebber. Het enige dat zoiets in gevaar zou kunnen brengen is het individu.
Boeken en kunst zijn symbolen van ongrijpbaarheid, uitingen van individuen, van alles wat uiteindelijk niet onder controle gebracht kan worden.

 Bij ons

Een kopie van de titelpagina van Het Negerboek van de Canadese auteur Lawrence Hill werd in juli 2011 verbrand door Surinamers in Amsterdam. Ze vonden de titel beledigend en krenkend. Ook in de Verenigde Staten ontstond ophef over de titel (The book of Negroes). Die werd daarom veranderd naar Someone knows my name. We moeten echter niet vergeten dat de titel gebaseerd was op een gelijknamig document uit de achttiende eeuw, een soort grootboek waarin alle zwarte opvarenden van een schip waren opgetekend. Het ging hier dus niet om de inhoud van het boek – de meeste demonstranten kenden die waarschijnlijk niet – maar louter om de titel.

Iets gelijkaardigs deed zich in 2008 hier in Antwerpen voor. In de etalage van een inmiddels verdwenen antiquariaat in de Lange Leemstraat lag een exemplaar van het boek Hitlers handlangers van de academici Henk van Capelle en Peter van de Bovenkerk. Op de omslag van het boek stond Adolf Hitler prominent afgebeeld, omringd door kleiner foto’s van zijn belangrijkste medewerkers. De ondertitel van het boek luide overigens Een sinister gezelschap. En - voor ik het vergeet: op het omslag was vanzelfsprekend ook het onvermijdelijke hakenkruis afgebeeld. Hoewel het een boek betrof dat zeer kritisch stond tegenover het derde rijk riep het toch de afkeuring op van enkele joodse buurtbewoners. Het kwam hier niet tot een verbranding. De eigenaar van het antiquariaat haalde het boek uit zijn etalage en hiermee was de affaire beëindigd.

Wat deze twee gebeurtenissen laten zien is dat soms de inhoud er niet toe doet. Het gaat om boek als voorwerp. Het omslag en wat daarop staat wordt als symbolisch gezien voor de inhoud. De enige manier om de woede te temperen is het boek te verwijderen. Onzichtbaar te maken. Wat je niet ziet bestaat niet.

 Het vuil, de stad en de dood

Nog twee voorbeelden uit het recente verleden. Het ene speelt zich af in Amsterdam, het andere in Antwerpen.

In 1987 regisseert  Johan Doesburg, een student aan de Amsterdamse Toneelschool , het stuk Het vuil, de stad en de dood van de Rainer Werner  Fassbinder. Vanwege het vermeende antisemitische karakter van het stuk roept de opvoering al op voorhand heftige reacties op. Een groep jonge joden heeft zich verzameld in het actiecomité Alle Cohens aan Dek. Voor de try-out van het stuk blijken zij de helft van de kaartjes te hebben gekocht. Ze bezetten het podium om opvoering van het stuk te voorkomen. Acteur Jules Croiset roept: 'Ik sta hier met de hoed van de toneelspeler en de keppel van de jood om te zeggen dat ik diep beledigd ben door dit stuk.'
Begin december van datzelfde jaar verdwijnt Jules Croiset spoorloos. Een paar dagen later maakt de politie van Brugge bekend dat hij na een eendaagse ontvoering door neo-fascisten is ontsnapt uit een 'rioolbuis' in Charleroi.
De volgende dag ontvangen tientallen joodse gezinnen, waaronder dat van cabaretier Freek de Jonge, dreigbrieven van het 'Nederlands Fascistisch Jongeren Front'.
Een maand later maakt Jules Croiset bekent dat hij zijn ontvoering zelf in scène heeft gezet. Hij blijkt ook verantwoordelijk voor de dreigbrieven en een bommelding. Zijn motief: waarschuwen voor toenemend anti-semitisme.
De schrijver Harry Mulisch heeft meerdere malen gezegd: Ik ben de Tweede Wereldoorlog. Niet zo vreemd met een joodse moeder en een Oostenrijkse vader die tijdens die oorlog voor de Duitse bezetter werkte. Toen men hem vroeg het Boekenweekgeschenk 2000 te schrijven greep hij dit aan om zijn kijk op de gebeurtenissen in het najaar van 1987 te geven in de novelle Het theater, de brief en de waarheid.
Freek de Jonge, die was gevraagd op te treden tijdens het boekenbal, beschouwde de novelle als een poging tot rehabilitatie van Croiset. Hij kondigde aan dat hij het boek zou gaan verbranden tijdens de voorstelling.  Mulisch merkte op dat zoiets hem aan Joseph Goebels deed denken.
Op het Boekenbal in de Stadsschouwburg in Amsterdam zwakte Freek de Jonge, na veel voorpubliciteit, zijn taal af. Met een jerrycan benzine 'verbrandde' hij het boek 'symbolisch'. De volgende dag stonden op de voorpagina’s van alle kranten foto’s van het moment suprême. Want deed-ie het nou wel of deed-ie het nou niet? Het gaat mij om het woord symbolisch.
Werd de daad van De Jonge minder ernstig door het een symbolische daad te noemen? Moet je een boek daadwerkelijk verbranden om….ja, om wat eigenlijk?

Op zaterdag september 2012 vond in Antwerpen de boekpresentatie plaats van Maarten Inghels’ roman De handel in emotionele goederen. Voordat uitgever Harold Polis aan zijn toespraak begon, verbrandde hij eerst een A-4tje onder het motto: ‘Eerst de boze geesten uitdrijven, Maarten begrijpt wat ik bedoel.’
Een week eerder had er in De Standaard een vernietigende recensie van de roman van Marc Cloostermans gestaan. Hij had het boek volkomen afgebrand om het zo maar te zeggen.
Dat het verzamelde publiek de actie van Polis dan ook interpreteerde als een verbranding van deze recensie verbaast niet echt. Polis zelf ontkende in alle toonaarden. ‘Voor mij persoonlijk heeft het boek van Maarten Inghels veel betekend. Ik heb er lang met de auteur aan gewerkt. Het boek gaat over verlies, afscheid nemen, wegmaken – waarbij de ervaringen van de hoofdpersoon voor een groot deel samenvallen met mijn eigen ervaringen. Ik heb in die theaterzaal waar ik het boek voorstelde daar op een theatrale wijze  een idee van gegeven. Vervolgens tweet iemand dat ik een “kutrecensie” in brand heb gestoken. Wat ik niet heb gedaan. Wat ik niet heb gezegd. Wat ik niet heb geïmpliceerd.’
Tot besluit benadrukt Polis nog dat hij pal staat voor de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting.
Dit is natuurlijk een nogal jezuïtische wijze om de werkelijkheid naar je hand te zetten. Inderdaad, de heer Polis had slechts een stuk blanco papier verbrand maar dan wel in aanwezigheid van mensen die stuk voor stuk op de hoogte waren van die negatieve recensie. Dan is een verband natuurlijk snel gelegd.

Freek de Jonge suggereerde door een en ander in de bedden in een cabareteske context dat het uiteindelijk toch niet meer dan een geintje was.
"Harry, heb je lucifers bij je", vroeg De Jonge. En Mulisch die De jonge eerder vergeleken had met Joseph Goebbels stond op en wierp De Jonge vanuit zijn loge een doosje lucifers toe.

Twee voorbeelden van recente symbolische boekverbrandingen. Polis maakte gebruik van de ontkenning: ik heb het gebeurde niet als zodanig beleefd dus is het niet gebeurd. En aangezien dit niet te controleren is, is het dus echt niet gebeurd.
De Jonge verschool zich achter het masker van de humor. En benadrukte dat het maar een symbolische boekverbranding was.
Wat bedoelde hij met symbolisch? Dat het niet echt gebeurd was, dat het boek niet echt gebrand had, dat hij maar had gedaan alsof?
Zoals Harold Polis alleen maar een blanco A-4-tje had verbrand… Dus niet de tekst waar het om ging, die recensie van Marc Cloostermans.

Dus doen alsof. Nabootsen. Maar als je doet alsof, als je iets voor een publiek nabootst dan hoop je toch dat het publiek denkt dat je het echt doet.
En maakt het uit of het boek werkelijk verbrand is als de actie slechts symbolisch bedoeld was?
Als je voor de vrijheid van meningsuiting bent moet je je niet bezighouden met boekverbrandingen, denk ik, ook niet met symbolische. Het signaal dat men dan afgeeft is dat men zichzelf eigenlijk niet serieus neemt. Dat men slechts voor vrijheid van meningsuiting is als het de eigen mening betreft.

En nogmaals: zijn boeken heilig?

Ik geloof van niet en daarin schuilt nu precies hun kwaliteit.

Ik sprak al eerder over Don Quichote van Cervantes. Wist u dat deze roman in het Chili van Pinochet verboden was? Ze zou oproepen tot burgerlijke ongehoorzaamheid.

Ik besluit met een citaat van Amoz Oz en zijn dochter uit hun boek Joden en woorden.

‘In zijn korte verhaal Pierre Menard, schrijver van de Don Quichot vertelt Borges hoe een moderne romanschrijver op een dag gaat zitten en woord voor woord Cervantes’ zeventiende-eeuwse klassieker neerschrijft, in het Spaans.
Let wel: Menard maakt geen vertaling of kopie of citaat of parafrase of bespreking of commentaar, hij schrijft Cervantes’ boek. Een nieuw boek, Zijn eigen boek. Iedere keer wanneer wijeen tekst lezen, herschrijven we die naar ons eigen evenbeeld… Zelfs wanneer we oude woorden letterlijk herhalen zijn het niet de oude woorden meer maar nieuwe, van ons, naar ons evenbeeld, in onze context.
Je kunt immers nooit twee keer in de zelfde rivier stappen, zei de wijze Griekse filosoof Herakleitos. En een leerling voegde daaraan toe: zelfs niet één keer.’

Beter kan de kracht van woorden niet beschreven worden. En voor die kracht zijn totalitaire machthebbers bang.

Tekst van de NOTTEBOHMLEZING  'Het boek: vrijplaats of vijand', die ik op 21 september 2014 uitsprak in de trouwzaal van het Antwerpse Stadhuis. 












Geen opmerkingen: